Een boek helemaal gewijd aan de ambtelijk secretaris. Van het idee alleen al werd ik blij. Er verschijnen veel boeken over medezeggenschap. Daarin komt de ambtelijk secretaris doorgaans niet of slechts zijdelings aan de orde. Dus fijn dat eindelijk de spotlights op deze professional in de medezeggenschap worden gezet. Volgens de achterflap is het tijd ‘de functie van ambtelijk secretaris in het zonnetje te zetten’. De vier auteurs maken (of maakten) allen deel uit van het bestuur van VASMO, beroepsvereniging voor ambtelijk secretarissen. Dus ze weten waar ze het over hebben.
De vier auteurs beginnen met een hoofdstuk getiteld: ‘Medezeggenschap in organisaties’. De eerste twintig bladzijden gaan over de rol en vormen van medezeggenschap, de bestuurder en de toezichthouder. Oké, misschien handig om de omgeving te schetsen waarin de ambtelijk secretaris werkzaam is. Maar waarom komt die ambtelijk secretaris pas in de laatste paragraaf aan bod? Zou die in een boek dat gaat over de ambtelijk secretaris niet in paragraaf 1 moeten staan? Een logischer volgorde lijkt mij eerst beschrijven waar het om gaat – de ambtelijk secretaris – en daarna pas de omgeving te schetsen.
Ook in de volgende hoofdstukken staat de ambtelijk secretaris volledig in de schaduw van de ondernemingsraad. Hoofdstukken 2 tot en met 7 gaan over besluitvormingsprocessen, medezeggenschapsrechten, de interne werkwijze, et cetera. Hartstikke handig als naslagwerk voor OR-leden. Maar de ambtelijk secretaris komt pas aan het eind van hoofdstuk 7 weer om de hoek kijken. Daar wordt hij genoemd als faciliteit van de ondernemingsraad. Alle andere faciliteiten zoals scholing, voorzieningen en raadplegen van deskundigen zijn dan al de revue gepasseerd. Het is droevig dat de ambtelijk secretaris weer achteraan bungelt.
De rest van het boek gaat dan toch over de ambtelijk secretaris – 30 van de in totaal 127 pagina’s. De auteurs benoemen in die pagina’s de verschillende rollen die een ambtelijk secretaris kan hebben. Uitgangspunt is daarbij steeds het medezeggenschapsorgaan, niet de ambtelijk secretaris. De auteurs benoemen de taken binnen een rol, zoals procesbegeleider en communicator. Daarna volgt steeds een uitleg over het nut van deze taken voor de ondernemingsraad. Het laatste hoofdstuk, ‘Functieprofielen ambtelijk secretaris’, geeft de inmiddels verouderde driedeling in niveaus weer: administratief/organisatorisch,
beleidsmedewerker en adviseur medezeggenschap. Begrijpelijk, want zo ziet VASMO het. Maar het is niet meer van deze tijd. Veel gebruikelijker is al de tweedeling ambtelijk secretaris en adviseur medezeggenschap. Met daarbinnen junior- en seniorfunctionarissen. Maar dit laatste hoofdstuk bevat drie functiebeschrijvingen met opsommingen van kennis en vaardigheden, competenties enzovoorts. Denk aan ‘tijdig afhandelen van correspondentie’ en ‘organiseren van vergaderingen’, enzovoorts.
Mijn blije gevoel dat de ambtelijk secretaris in het zonnetje werd gezet verdampte heel snel tijdens het lezen van dit basisboek. Het grote manco is dat de ambtelijk secretaris niet het onderwerp is. Dit basisboek ambtelijk secretaris is in wezen een basisboek ondernemingsraad. Hoofdrolspeler is steeds de ondernemingsraad. De ambtelijk secretaris heeft een bijrolletje. Als je iemand in het zonnetje wil zetten, moet je hem niet in de schaduw van een ander duwen. De auteurs kunnen echt meer over de ambtelijk secretaris vertellen dan dat het een faciliteit is met bepaalde competenties. Ik kijk uit naar een tweede, geheel herziene druk.