In gesprek met Mr. Aernout Vink, voorzitter Ondernemingskamer
Alles staat of valt met communicatie
‘De Ondernemingskamer’ – dat is een begrip dat álle OR-leden en ambtelijk secretarissen kennen. Maar slechts weinigen stappen er ooit binnen. Het is echter de moeite van een bezoekje wel waard. Het is gehuisvest in het gebouw van het Gerechtshof Amsterdam. Op de glazen voorgevel staat in grote letters ‘Paleis van Justitie’. Een indrukwekkend gebouw, van buiten en van binnen, in het IJ, op loopafstand van het Amsterdamse centraal station. In zijn kantoor met prachtig uitzicht over Amsterdam spreken we met de voorzitter van de Ondernemingskamer, Mr. Aernout Vink. In de acht[1] jaar dat hij nu voor ‘de OK’ werkt, merkte hij dat conflicten tussen ondernemingsraad en ondernemer vaak voortkomen uit slechte communicatie. Daar ligt een belangrijke rol voor de ambtelijk secretaris.
Door Liza Arends en Helene Hubers
Speciale kamer
De Ondernemingskamer is een van de speciale kamers van het gerechtshof Amsterdam. Deze kamer is speciaal belast met rechtszaken die de gang van zaken binnen een onderneming betreffen. Daaronder vallen ook adviesplichtige kwesties van de ondernemingsraad. Geschillen over instemmingsplichtige zaken komen bij de kantonrechter terecht. Die scheiding is aangebracht vanuit de gedachte dat adviesplichtige zaken meer op het vlak van de organisatorische inrichting van de onderneming liggen en instemmingsplichtige meer op het arbeidsrechtelijke deel.
Mr. Aernout Vink is rechter sinds 2005. Hij werkt sinds 2018 voor de Ondernemingskamer; eerst als raadsheer en sinds 2021 als voorzitter. De Ondernemingskamer houdt zitting met de voorzitter, twee raadsheren en twee raden. Die laatsten zijn deskundigen uit de praktijk die geen beroepsrechter zijn[2]. Eens per week – op donderdag – houdt de Ondernemingskamer een zitting. De zittingen zijn in de regel openbaar.
Bij zijn aantreden in 2018 kwam Mr. Vink voor het eerst in aanraking met de WOR. Hij vindt het interessante materie: samenwerkingsverbanden, de organisatorische kant van ondernemingen en de economische achtergronden van geschillen.

Weinig zaken
Veel werk heeft mr. Vink niet aan de WOR. Ter illustratie: in 2024 werden achttien zaken aangebracht door ondernemingsraden of WOR-bestuurders. Slechts zes zaken leidden tot een rechterlijke beschikking. Mr. Vink: “Ik heb nu drie zaken liggen voor aanstaande donderdag waarbij een OR-zaak. De OR-zaak lees ik altijd als laatste. Ik ga niet al een week van de tevoren de OR-zaak lezen, want in de helft van de gevallen heb ik het dan voor nop gedaan omdat ze weer worden ingetrokken. Van de zaken die wel op de zitting komen, resulteert ongeveer de helft in een schikking. Daarbij helpt het vaak om het duidelijk te zeggen als er iets niet goed is gegaan. Als iedereen nog in zijn eigen gelijk zit, sta je stug tegenover elkaar. Als iemand weet ‘aha, dit heb ik dus niet goed gedaan’, heb je een nieuw vertrekpunt voor een gesprek. Dat is ook de reden waarom we heel vaak naar mediation verwijzen. Als je één partij gelijk geeft, stuur je ze terug met de boodschap ‘het is niet goed gegaan, maar gaat u nu toch maar weer gewoon samen aan medezeggenschap doen’. Dat is niet een goede manier om verder te komen. Maar soms moet je ook gewoon wel beslissen.”
Tijdens ons gesprek geeft mr. Vink een paar keer een waarschuwing af: hij ziet alleen de zaken waar het echt helemaal verkeerd is gegaan. Er zijn ongeveer 17.000 ondernemingsraden. Per jaar kiest slechts een handjevol de weg naar de Ondernemingskamer. Het gaat dus heel vaak gewoon goed.
Trends in rechtszaken
Welke trends ziet u tegenwoordig in de Ondernemingskamer?
“We constateren dat de medezeggenschap ingeregeld raakt. Ondernemers weten tegenwoordig wel hoe om te gaan met de medezeggenschap. Ze zijn zich bewust dat ze er inhoud aan moeten geven en dat het niet een ‘check the box’ is. Je ziet dat medezeggenschap volwassen is geworden. Het is tegenwoordig veel meer een gezamenlijk proces We zien nu minder de formele gebreken: onvoldoende informatie verstrekt, niet op tijd ingeschakeld, geen advies gevraagd waar het wel nodig was. Voorheen zagen we veel zaken van de overheid, maar met de uitspraken van de Hoge Raad over het primaat van de politiek is dat minder geworden. Dat leverde vroeger veel zaken op waarbij de ondernemingsraad ook vaak in het gelijk werd gesteld. Het beroepsrecht van de ondernemingsraad bij de overheid is met de huidige invulling van het primaat van de politiek min of meer uitgehold. Zoals het nu wordt toegepast, is er bijna geen besluit meer in een politieke of in een overheidsorganisatie dat daar niet onder valt. We hebben ons daar als Ondernemingskamer lang tegen verzet, maar uiteindelijk hebben we de Hoge Raad daarin te volgen. Zoals de Hoge Raad er nu in zit, is er daar niet zo heel veel spannends meer te beleven.”
Nederland is uniek met zijn structuur van medezeggenschap. Leidt dat tot meer rechtszaken waar internationale ondernemingen met Nederlandse dochters bij betrokken zijn?
“We hebben recent een paar zaken gehad waarbij grote buitenlandse ondernemingen hier in Nederland een bedrijf overnemen of een vestiging hebben. Die internationals zijn minder bedreven in medezeggenschap. Én ze zijn er ook minder gecharmeerd van. Ze vinden onze medezeggenschap vaak vreemd. Dan ontstaat toch weer die check the box-mentaliteit: we hebben het allemaal al besloten en dan moeten we ook nog even langs de ondernemingsraad om dat advies op te halen. En ja, dan ontstaat wrevel.”
“Je kunt als ondernemingsraad advies geven tot je een ons weegt, maar het internationale bestuur zal daar niet naar luisteren. Tja, dat is machteloosheid. Dat raakt me.”
Zijn er specifieke zaken of ontwikkelingen die u bijzonder zijn bijgebleven?
“De verhuizing van Sabic (Saudi Arabian Basic Industries Corporation [red.]) is me bijgebleven. Dat was voorheen een onderdeel van DSM. Sabic wordt aangestuurd vanuit het koninkrijk Saoedi-Arabië. Dat wilde het hoofdkantoor naar Amsterdam verplaatsen, want dat is internationaal aansprekender en daar zit Schiphol. De mensen uit de vestigingen in Bergen op Zoom en Heerlen werden gedwongen om mee te gaan naar Amsterdam. Maar die hadden daar helemaal geen zin in. Ik had enorme sympathie voor die mensen. Ze voelden zich natuurlijk gepiepeld en ze voelden zich ook slachtoffer van de megalomane wensen van zo’n grote partij. Tegelijkertijd moet je je ook realiseren dat je als ondernemingsraad advies kunt geven tot je een ons weegt, maar dat het internationale bestuur daar niet naar zal luisteren. Tja, dat is machteloosheid. Dat raakt me.”
Mr. Vink vertelt dat de beslisruimte voor Nederlandse dochterondernemingen sowieso beperkt is. Als bijvoorbeeld de buitenlandse moeder besluit tot een reorganisatie of een andere beloningsstructuur kan de Nederlandse vestiging maar heel beperkt besluiten om niet mee te doen. “Je ziet dat dat vaak een frustrerend proces is, want die Nederlandse bestuurder zit tussen twee vuren. Vaak vindt die bestuurder eigenlijk ook wel dat de medezeggenschap een goed punt heeft, maar hij kan dat omhoog niet kwijt. De medezeggenschap kijkt naar die bestuurder en zegt ‘ja maar jij vindt ook dat dit een rotidee is. Waarom doen we nou niks?’ En in die constellatie wil er nog wel eens wat wrijving ontstaan.”
Hoe los je dat op?
“Onlangs hadden we een zaak waarbij onuitgesproken was tussen partijen dat dat het goed zou zijn als de Ondernemingskamer het beroep zou toewijzen. Ondernemingsraad en bestuurder zaten eigenlijk in hetzelfde kamp, ook al stonden ze bij ons tegenover elkaar. Ik denk dat het belangrijk is om als ondernemingsraad, maar ook als bestuurder van de Nederlandse onderneming aan de buitenlandse entiteit duidelijk te maken dat de ondernemingsraad niet een tegenmacht is. Het is iets wat je kunt meenemen om draagvlak te creëren binnen je onderneming om in gezamenlijkheid tot een gedragen besluit te komen.”
Kun je als rechter een sanctie opleggen als de buitenlandse moeder iets wil maar de Nederlandse dochter niet?
“Dat kan wel, maar het is vaak helemaal niet effectief. Je moet je voorstellen dat er bijvoorbeeld een nieuwe werkmethode wordt geïntroduceerd voor heel Google of heel Meta. Wat ga je dan in Nederland doen? Zeggen dat je het hier wel bij het oude laat? Dat rijmt gewoon niet. Dus het enige wat je kunt doen is zoeken naar de wijze waarop je dat besluit gaat implementeren en de randvoorwaarden die je daarbij voor de mensen kunt creëren.” Mr. Vink voegt hieraan toe: “Er zijn heel goede ambtelijke secretarissen die dat proces bewaken; dat helpt. Die kunnen het ook aan zo’n meneer uit bijvoorbeeld Japan uitleggen als die verbaasd vraagt ‘Wat zijn jullie hier aan het doen?”
Beoordeling van het adviestraject
Mr. Vink legt uit dat de Ondernemingskamer een adviestraject beoordeelt op grofweg drie formele stappen. Ten eerste het op tijd meenemen van de ondernemingsraad. De 24 WOR-vergadering is daarbij belangrijk. Daar moet de ondernemer aankondigen wat eraan komt, zodat de leden van de ondernemingsraad niet worden overvallen met een voorgenomen besluit. Ten tweede de informatieverstrekking. Daarbij is formaliseren in zowel temporele als in inhoudelijke zin heel belangrijk. Welke informatie heb je nodig? Op welke termijn wil je dat hebben? Hoeveel tijd krijg je dan nog om nadere vragen te stellen? De derde stap is motiveren van het besluit. De ondernemer moet goed inhoudelijk motiveren waarom hij een besluit neemt. En ook waarom hij een advies van de ondernemingsraad al of niet overneemt. Mr. Vink: “Als die drie stappen zijn gezet, dus de ondernemingsraad is op tijd betrokken, heeft alle informatie gekregen die hij nodig heeft om te kunnen adviseren en er wordt goed uitgelegd waarom een advies wel of niet wordt gevolgd, dan denk ik dat je hier niet snel terechtkomt.”
Het element ‘belangrijk’
Een ander element is de vraag wanneer sprake is van een ‘belangrijk’ besluit. Dat kan van alles zijn, volgens Mr. Vink. Ook hier spelen meerdere dingen. Bij de sociale aspecten van het besluit gaat het bijvoorbeeld om het aantal mensen dat met een besluit wordt geraakt. Dat kan zowel één persoon zijn of heel veel; of het belangrijk is hangt ook af van de context. Organisatorisch is iets belangrijk als er echt iets wijzigt in de manier van werken binnen de onderneming of in de manier van aansturen. Economische aspecten zijn beslissingen over de manier waarop de onderneming geld verdient, samenwerkingsovereenkomsten en dergelijke. En processueel gezien gaat het over de manier waarop dit alles vorm krijgt, hoe de inrichting ervan eruitziet en welke impact dat heeft. De Ondernemingskamer toetst altijd op die vier elementen. Als ze er allemaal in zitten is het waarschijnlijk belangrijk, maar soms is één element ook genoeg.
Mr. Vink benadrukt dat een informeel traject ook een mogelijkheid is. “Je kunt ook als ondernemer zeggen: ‘Ik denk dat het niet een belangrijk besluit is zoals bedoeld in de WOR, maar jullie vinden het wel belangrijk. Kunnen we eens met elkaar overleggen over de standpunten, en of we het daarna nog nodig vinden dat er een officieel adviestraject komt.’ Dat kan ook.”

Waardoor gaat het eigenlijk nog wel eens fout?
“Het is altijd de communicatie. Dat zit vaak gewoon op sukkeligheden. Maar het is ook een beetje eigen aan het karakter van medezeggenschap. Je hebt als ondernemingsraad een adviesrecht maar als je je helemaal focust op: ik vind dit besluit niet goed en ik wil dat het anders genomen wordt, tja, dat is niet de kern van de medezeggenschap; dan wil je zelf zeggenschap. Pas als er iets wordt gedaan dat echt niet door de beugel kan, dan komen wij. Maar nogmaals: dat is zeldzaam. Je ziet altijd dat de leden van de ondernemingsraad bij ons in de zaal er met tegenzin zitten. Eigenlijk willen ze niet bij ons komen. En dat geldt ook voor de ondernemer. Het feit dat je het gewoon niet eens hebt kunnen worden via een normale manier van overleg – aan wie dat dan ook ligt – is toch een zwaktebod.“
Hoe zouden we de verhouding tussen ondernemingsraad en bestuurders typeren als ze voor u verschijnen?
Lachend: “Van alles, ja echt van alles. We hebben van heel betrokken, kameraadschappelijk tot echt giftig;dat ze mekaar wel kunnen schieten. Dat de voorzitter van de ondernemingsraad gaat vertellen wat er allemaal niet deugt. En andersom ook. Of dat iemand van de ondernemingsraad zegt: ‘we willen gewoon alleen maar gehoord worden’. En de bestuurder die dat allemaal onzin vindt en zegt: ‘Ik kan het zelf wel. Laat mij nou maar’.”
“Wij zeggen altijd: de ondernemer is verantwoordelijk voor een juiste inrichting van het adviestraject en voor de medezeggenschap. De ondernemer heeft die taak, en de middelen en mogelijkheden om dat te doen. Maar het ligt bij de gezamenlijkheid om het goed vorm te geven. Je kunt als ondernemer niet de schuld bij de ondernemingsraad leggen als het misgaat.”
Enquêterecht
Ook cliëntenraden vinden hun weg naar de Ondernemingskamer. Hun medezeggenschap is geregeld in de WMCZ (Wet medezeggenschap cliëntenraden zorg). Zij hebben sinds 2020 een recht dat de ondernemingsraad niet heeft: het enquêterecht. Dat recht houdt in dat cliëntenraden die een ernstig vermoeden hebben van wanbeleid in de onderneming een onderzoek kunnen aanvragen bij de Ondernemingskamer. Mr. Vink: “Cliëntenraden hebben het enquêterecht gekregen van de wetgever. Gewoon zomaar, pats; daar is volgens mij niet echt over nagedacht. De ondernemingsraad vraagt er al vijftig jaar om. Misschien moet die het ook eens krijgen.” Dat ondernemingsraden het niet hebben, komt volgens Mr. Vink doordat de wetgever en ondernemers bang zijn voor misbruik. Het zou ingezet kunnen worden als ‘chantagemiddel en het evenwicht verstoren’. Sommige ondernemingsraden hebben het enquêterecht wel, doordat het in een overeenkomst met de ondernemer is vastgelegd. Mr. Vink: “Er zijn best wel wat ondernemingsraden die het enquêterecht contractueel gekregen hebben. En er is mij niet één geval van misbruik bekend. Het is misschien koudwatervrees.”
“De ambtelijk secretaris is de brug tussen de ondernemingsraad en de bestuurder op het moment dat de communicatie stokt; het oliemannetje.“
Rol van de ambtelijk secretaris
Welke rol zouden ambtelijk secretaris of medezeggenschapsadviseur kunnen spelen in het versterken van het adviestraject en de kwaliteit van de medezeggenschap?
“De ambtelijk secretaris kan op tijd zeggen: jongens dit gaat niet goed, we moeten even terug naar de tekentafel. De ambtelijk secretaris kan ook tegen de voorzitter van de ondernemingsraad en de ondernemer zeggen wat hij of zij in het verleden is tegengekomen en hoe je ermee om kunt gaan. Continuïteit is heel belangrijk, want de medezeggenschap is ook een cultuur. Als je het ineens introduceert in een onderneming waar het er nooit was, schrikt Iedereen zich het leplazarus. Als het altijd al in het DNA van de onderneming zat, help je als ambtelijk secretaris juist mee om dat in stand te houden, en dus de cultuur te bewaken. De ambtelijk secretaris is ook de brug tussen de ondernemingsraad en de bestuurder op het moment dat de communicatie stokt; het oliemannetje. Dat is een heel belangrijke rol.” Dat de ambtelijk secretaris vooral achter de schermen werkt blijft mr. Vink niet onopgemerkt: “Als je het goed doet dan merkt niemand het. Het is wat dat betreft een beetje ondankbaar werk.”
[1] Mr. Vink werkt tien jaar bij het gerechtshof waarvan acht bij de Ondernemingskamer.
[2] Het is ingewikkeld, ze zijn formeel wel lid van de rechterlijke macht, maar in de specifieke functie van deskundig lid en niet als rechter of raadsheer.
Voor meer informatie over de Ondernemingskamer en de agenda van de zittingen: www.rechtspraak.nl
Uitspraken: Rechtspraak.nl – Zoeken in uitspraken