Medezeggenschap is óók mede-wetenschap
Door Jan Willem Dorr
DEEL 1
In de afgelopen jaren is het aanbod aan trainingen en scholing voor zowel de ondernemingsraad als de ambtelijk secretaris aanzienlijk gegroeid, zowel in diversiteit als in kwaliteit.
Eén gebied blijft nog onontgonnen: hoe wordt op academisch niveau nagedacht over en onderzoek gedaan naar medezeggenschap en wat kunnen ondernemingsraden en ambtelijk secretarissen daarvan leren? Voor AS-magazine neem ik dit in een reeks artikelen onder de loep. In dit nummer een interview met Jan Ekke Wigboldus, OR-adviseur en trainer en in 2011 gepromoveerd op de economische effecten van de ondernemingsraad. In de volgende editie (oktober) een interview met Saraï Sapulete. Zij promoveerde in 2013 op de economische meerwaarde van medezeggenschap. En tot slot (februari 2025) een interview met Simon Kuijpers, een postdoc aan de faculteit recht, economie en bestuurskunde van de Universiteit Utrecht, hij is in maart dit jaar gestart met een onderzoek naar medezeggenschap in relatie tot het behoud van arbeidskrachten in organisaties.
De OR als bron van meerwaarde
Hoewel we de afgelopen jaren regelmatig contact hadden via LinkedIn en e-mail, heb ik Jan Ekke Wigboldus nog nooit persoonlijk ontmoet. Toen ik in 2011/2012 in een van de OR-bladen over zijn proefschrift Bron van Meerwaarde, bestelde ik het meteen. Ik was blij dat er eindelijk een proefschrift verscheen over de meerwaarde van medezeggenschap. Het boek bleek zeer bruikbaar; de kanalen waarvan een OR zich kan bedienen, waren voor mij een eyeopener wat betreft het denken over medezeggenschap.
Jan Ekke ondersteunt tegenwoordig de OR van de Noordwest Ziekenhuisgroep, waar ik dertig jaar heb gewerkt en negentien jaar lang de OR heb ondersteund. Een reden te meer om hem eens te ontmoeten. We hebben afgesproken in Houten, de woonplaats van Jan Ekke. Op een zonnig terras in het centrum van Houten treffen we elkaar voor een gezamenlijke lunch. Op deze locatie gebruikt Jan Ekke soms de bovenzaal voor een OR-training; ‘dan kan ik er op de fiets heen’. Hij heeft een exemplaar van zijn proefschrift voor mij meegebracht, wat goed uitkomt, want het exemplaar dat ik destijds kocht, staat op de boekenplank van het bureau medezeggenschap van de Noordwest Ziekenhuisgroep. Jan Ekke heeft veertig jaar ervaring in het trainen en adviseren van ondernemingsraden. Ongeveer 25 jaar bij SBI, daarna als zelfstandig trainer/adviseur. De start als zelfstandig trainer en het afronden van het promotieonderzoek vielen ongeveer samen in 2011.
Aanleiding voor onderzoek
Jan Ekke ervoer dat in de praktijk ondernemingsraden met name de nadruk leggen op wat bereikt wordt vanuit de belangen van medewerkers, zoals arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Dit terwijl de Wet op de ondernemingsraden in artikel 2 toch écht de opdracht aan ondernemingsraden geeft om bij te dragen aan de onderneming in ál haar doelstellingen.
Met name in Duitsland is veel onderzoek gedaan naar de positieve economische effecten die ondernemingsraden bewerkstelligen. Er is veel data verzameld in grote onderzoeken. Die kwantitatieve benadering geeft echter weinig inzicht in wat nu precies de specifieke bijdrage is geweest van de medewerkersmedezeggenschap. Lastig is ook dat de Duitse onderzoeken sterk gericht waren op het ‘wat’ (verschil in economische prestaties tussen bedrijven met en zonder OR) en niet op het ‘hoe’ (hoe ontwikkelt een ondernemingsraad meerwaarde).
Als model ontwikkelde hij drie kanalen die de OR kan gebruiken om bij te dragen aan de organisatie, en vier condities die van belang zijn
Kwalitatief onderzoek
Daarom besloot Jan Ekke kwalitatief onderzoek te doen, gebaseerd op een aantal case studies. Als model ontwikkelde hij drie kanalen die de OR kan gebruiken om bij te dragen aan de organisatie, en vier condities die van belang zijn. De kanalen, het innovatieve, het sociale en het politieke, heeft hij zelf op basis van onderzoek en ervaring opgesteld. De condities macht, legitimiteit en urgentie, zijn gebaseerd op een bestaand model voor stakeholderonderzoek. Jan Ekke
heeft een conditie toegevoegd: complementariteit. Deze laatste conditie is specifiek voor medezeggenschap, namelijk dat een ondernemingsraad ook leemtes in kennis binnen de organisatie kan vullen.
Wat betreft de condities merkt Jan Ekke op dat ondernemingsraden met name moeite hebben met macht. Bestuurders, maar ook ondernemingsraden, ontwijken het machtsbegrip vaak. ‘We komen er samen wel uit’, wordt dat vaak genoemd. Terwijl macht in organisaties toch altijd aanwezig is en de OR zijn eigen macht niet moet ontkennen of bagatelliseren.
OR – meerwaarde voor de organisatie
Een belangrijke conclusie uit het onderzoek is dat met name de houding van de OR en hoe deze zich inhoudelijk opstelt essentieel is om een bijdrage te leveren aan de onderneming. Kortom, het onderzoek geeft duidelijk de meerwaarde aan. Interessant was dat de OR vaak aan een onderwerp begon vanuit sociale overwegingen en vervolgens met voorstellen en voorwaarden kwam die ook in economisch opzicht voordelen hadden. Het is dus niet of/of maar juist een
combinatie van sociale doelen en economische effecten.
Aanscherping denkkader
Wat het onderzoek Jan Ekke zelf heeft gebracht, is het aanscherpen van het denkkader. Aanleiding voor het promotieonderzoek was onvrede over onduidelijkheid hoe artikel 2, als doel van de Wet op de ondernemingsraden, uit de verf komt. Opbrengst is dat op een systematische manier te ontrafelen, waarbij de echte opbrengst vooral is het (opnieuw) nadenken over medezeggenschap.
Naar aanleiding van het onderzoek heeft Jan Ekke lezingen gegeven en gesproken op conferenties. En dat levert contacten op met anderen die bezig zijn met de ontwikkeling van medezeggenschap. Kennis ontwikkelt zich vooral in netwerken.
Vervolgonderzoek
Wat betreft follow-up: het onderzoek van Saraï Sapulete naar economische meerwaarde kan als een vervolgonderzoek worden gezien. Er zijn verder wel onderzoeken geweest naar participatie binnen ondernemingen, maar die gaan niet specifiek over ondernemingsraden. Onderzoek naar organisaties die niet onder een cao vallen zou aardig zijn.
In de marge van ons gesprek pleit Jan Ekke ook voor een herziening van de BW-criteria (uit 1970!) voor een verplichte raad van commissarissen of raad van toezicht. Vanwege de kapitaalseis hebben grote dienstverlenende ondernemingen (en vooral die met een buitenlandse moeder) geen onafhankelijk toezicht op het bestuur. Een omzeteis zou correcter zijn dan een kapitaalseis.
Tot slot
Het interview was voor mij aanleiding om Jan Ekke’s proefschrift na twaalf jaar weer eens door te nemen. Met name het omgaan met macht door ondernemingsraden en de complementaire rol die medezeggenschap kan hebben zijn vanuit mijn eigen praktijk heel herkenbaar. Zeer kort samengevat: wees als OR ambitieus en streef naar impact en blijf als ambtelijk secretaris/adviseur medezeggenschap vooral nieuwsgierig. Jan Ekke licht ook nog toe dat wetenschappelijke onderzoeken best lastig te lezen zijn. Veel van de tekst gaat over modellen en methoden, die wetenschappelijk verantwoord moeten worden. Een geïnteresseerde medezeggenschapper zou eigenlijk eerst de casussen moeten lezen en van daaruit kijken naar de modellen. Dus sla de inleiding en verantwoording over, begin bij de kern en gebruik een onderzoek vooral om je denkkader over medezeggenschap aan te scherpen.
Eerder onderzoek (vooral uit Duitsland) heeft al aangetoond dat ondernemingsraden positieve economische effecten bewerkstelligen. Jan Ekke Wigboldus laat in zijn proefschrift Bron van Meerwaarde zien op welke wijze ondernemingsraden positieve economische effecten bewerkstelligen en aan welke voorwaarden een OR daartoe moet voldoen. Het onderzoek is gebaseerd op een uitgebreide literatuurstudie en op acht intensieve casestudies naar besluitvormingsprocessen, waarin de OR overtuigend aan de organisatieresultaten wist bij te dragen.
Opbrengst van het onderzoek is een theorie die bestaat uit drie kanalen, die gebruikt worden voor de economische impact, en vier condities die de OR daarbij nodig heeft. Het onderzoek heeft belangwekkende implicaties voor de praktijk van ondernemingsraden en bestuurders, maar biedt ook de basis voor vervolgonderzoek.
De drie kanalen waarmee de OR bijdraagt aan de organisatie:
- Innovatief kanaal: inbreng van nieuwe informatie en oplossingen vanuit de werkvloer, die nieuw zijn voor het management.
- Sociaal kanaal: creëren van acceptatie onder medewerkers voor managementplannen, wat de effectiviteit van deze plannen waarborgt.
- Politiek kanaal: corrigeren en blokkeren van managementgedrag dat niet in het belang van de onderneming is.
Voor het effectief benutten van deze kanalen zijn vier condities essentieel:
- Macht: zowel subtiele als harde varianten zijn noodzakelijk.
- Legitimiteit: de OR moet als legitiem worden gezien door bestuurders, hun superieuren en medewerkers.
- Urgentie: het gewicht van het belang en de tijdsdruk.
- Complementariteit: de OR moet leemtes aan managementzijde opvullen om economische effecten te bereiken.