Rechten van de OR: Adviesrecht

Auteur:
Renate Vink, Barbara van Dam en Ernst van Win
ISBN:
9789076834818
Recensent:
Leo van der Linde

Een nieuw boekje over adviesrecht! Ik was nieuwsgierig naar actuele jurisprudentie over het adviesrecht. Dus ik heb direct een exemplaar besteld.

Veel ondernemingsraden vallen volgens mij steeds in dezelfde valkuilen van het adviesrecht:

  • Valkuil één: De ondernemingsraad noemt niet alle (inhoudelijke) argumenten in zijn advies. De rechter kijkt alleen naar die argumenten die de ondernemingsraad in zijn oorspronkelijke advies heeft gebruikt. Nieuwe argumenten hebben voor de rechter in beroepsprocedures geen waarde.
  • Valkuil twee: De ondernemingsraad noemt in het contact met de bestuurder een termijn waarbinnen hij advies uitbrengt. Daar zit je dan aan vast terwijl het onnodig is jezelf tijdsdruk op te leggen.
  • Valkuil drie: De ondernemingsraad gaat alleen met inhoudelijke argumenten een beroepsprocedure beginnen. In laatste instantie kan een ondernemingsraad het op inhoudelijke argumenten niet winnen. De rechter let vooral op de vorm of procedure. Indien de bestuurder de inhoudelijke tegenargumenten voldoende heeft geformuleerd gaat de rechter overstag.
  • Valkuil vier: De ondernemingsraad schippert met het dilemma van volledigheid of invloed en wacht af. Er zit een tegenspraak tussen lid 2 en lid 3 van artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden. Een advies moet van wezenlijke invloed zijn (dus vroeg advies vragen). En een advies moet gaan over een voorgenomen besluit waarin helderheid is over gevolgen en maatregelen om deze op te vangen (dus laat advies vragen). Des te later advies wordt gevraagd des te minder invloed. De ondernemingsraad laat soms zijn proactieve houding varen.
  • Valkuil vijf: De ondernemingsraad plakt een etiket op zijn advies, zoals ‘positief’, ‘negatief’, ‘positief, mits…’ of ‘negatief, tenzij…’

De meeste valkuilen komen impliciet of expliciet aan de orde in het boekje. Opvallend is dat de auteurs ook in valkuil vijf tuimelen. Zij besteden geen aandacht aan de visie van de arbeidsjuristen W. Zeijlstra en L. Sprengers die het ‘etiketten plakken’ op adviezen sterk ontraden. Sprengers doet de risico’s van deze etiketten uitgebreid uit de doeken als het tot beroepsprocedures komt. Impliciet is zijn kritiek op ondernemingsraden dat zij niet of onvoldoende onderhandelen met de bestuurder. Iets meer discussie over dit soort debatten had het boekje boeiender gemaakt.

De auteurs van het boekje leunen sterk op de WOR-wetstekst en op jurisprudentie. Algemenere vragen krijgen geen aandacht. Bijvoorbeeld welke reële beleidsinvloed ondernemingsraden met de adviesbevoegdheid in de praktijk hebben. En hoe ondernemingsraden hun invloed kunnen vergroten door de ‘juiste’ omgang met het adviesrecht.

Pluspunten van het boekje zijn de overzichtelijke en kernachtige presentatie: de inhoud van adviesplichtig beleid, de fasering en de mogelijkheden voor beslechting van geschillen door de rechter of voor bemiddeling. Positief vind ik ook de extra informatie over adviesrecht en milieubeleid. Voor mij biedt het boekje hierover nieuwe informatie. De uitleg over wanneer een besluit wel of niet belangrijk is ook helder en nuttig.

0182 231 270