Medezeggenschapsstructuren, ingewikkeld of niet?
Het uitgangspunt van de WOR is eigenlijk heel eenvoudig. Bij ondernemingen met meer dan 50 werknemers moet verplicht een ondernemingsraad worden ingesteld. Dat lijkt een eenvoudige regel maar is dat ook zo?
Door Maarten van Kempen
Keuzevrijheid in medezeggenschapsstructuur volgens de WOR
De WOR biedt de organisatie een aantal keuzes. Mogelijkheden zijn een gemeenschappelijke ondernemingsraad, onderdeelcommissies en een centrale- en groepsondernemingsraad. Die keuzes worden gemaakt aan de hand van het in de WOR neergelegde criterium dat de gekozen structuur bevorderlijk moet zijn voor een goede toepassing van de WOR. Dat is een ruim begrip en biedt flexibiliteit om de medezeggenschap ook echt bij de zeggenschap te laten aansluiten.
Medezeggenschap op het juiste niveau binnen de organisatie
Uitgangspunt van de WOR is dat de medezeggenschap zo laag mogelijk in de organisatie wordt belegd. Dit uitgangspunt is regelmatig in de rechtspraak bevestigd. In grotere organisaties met meerdere onderdelen of vestigingen kun je kiezen voor afzonderlijke ondernemingsraden per onderdeel of vestiging. Gemeenschappelijke onderwerpen kun je dan bespreken in een centrale ondernemingsraad. Soms zijn de vestigingen en onderdelen van organisaties echter zo sterk met elkaar verweven dat het in stand houden van aparte ondernemingsraden geen zin heeft. Feitelijk is er dan geen sprake meer van aparte ondernemingen, maar van één gezamenlijke onderneming. In die gevallen ligt instellen van een gemeenschappelijke ondernemingsraad voor de hand; eventueel met het instellen van lokale onderdeelcommissies.
Gemeenschappelijke ondernemingsraad of een centrale ondernemingsraad?
De keuze hang af van een aantal factoren.
- Is er sprake van meerdere ondernemingen?
- Hoe nauw zijn deze organisatorisch verbonden?
- Voldoen de ondernemingen zelfstandig aan de instellingsgrens van 50 werknemers?
Als niet alle ondernemingen aan de instellingsgrens voldoen, ligt het voor de hand om eerst te bekijken of het samennemen van die verschillende ondernemingen wel aan de instellingsgrens voldoet. Als dat het geval is, is er een aanwijzing dat instelling van een gemeenschappelijke ondernemingsraad bevorderlijk is voor goede toepassing van de WOR. Nauwe organisatorische samenhang van die ondernemingen is daarbij een hoofdvoorwaarde. Die nauwe samenhang zal er in het algemeen zijn, wanneer de ondernemingen een gemeenschappelijk, financieel, strategisch en sociaal beleid voeren. Als die nauwe samenhang in beleid ontbreekt, is er geen aanleiding om over te gaan tot instellen van een gemeenschappelijke ondernemingsraad. Zo oordeelde de kantonrechter Rotterdam ooit dat instelling van twee PVT’s beter paste bij een organisatie dan één gemeenschappelijke ondernemingsraad. Die organisatie bestond uit twee ondernemingen, op circa 10 km van elkaar gevestigd, ze ontplooiden verschillende activiteiten, en kenden een eigen structuur, met een eigen directie. Dat er wel een gezamenlijk HR-afdeling en een gezamenlijke administratie-afdeling was, vond de kantonrechter onvoldoende. Het moet gaan om gezamenlijk beleid.
Als de ondernemingen wel aan de instellingsgrens voldoen, ontstaat een keuzemogelijkheid. Ofwel de lokale ondernemingsraden gaan op in een gemeenschappelijke ondernemingsraad, ofwel er komt een structuur waarbij de ondernemingsraden in stand blijven met een centrale ondernemingsraad voor de gemeenschappelijke aangelegenheden. Beide structuren lijken op elkaar. Toch zijn er belangrijke verschillen. De faciliteiten voor leden van onderdeelcommissies zijn beperkter dan die voor OR-leden. Daarnaast kan een onderdeelcommissie niet zelfstandig naar de rechter. Ook kan een gemeenschappelijke ondernemingsraad op elk moment zaken bij een onderdeelcommissie weghalen en zelf behandelen.
Bij het samenvoegen van meerdere ondernemingsraden tot één gemeenschappelijke ondernemingsraad – op initiatief van de werkgever – gaat het om de vraag of het opheffen van lokale medezeggenschap gerechtvaardigd is. Uitgangspunt is dat iedere onderneming die voldoet aan de instellingsgrens een ondernemingsraad moet hebben. De keuze om daarvan af te wijken is onder voorwaarden gerechtvaardigd. Er moet sprake zijn van een zodanig sterke samenhang in aard, structuur en management dat de omvang van de werkzaamheden die afzonderlijke ondernemingsraden zouden kunnen verrichten daarvoor te gering zou zijn. Als dat niet zo is, ligt instellen van lokale ondernemingsraden met daarboven een centrale ondernemingsraad voor de hand.
Juridische uitspraken over de keuze voor medezeggenschapsstructuren
Over de vraag welke structuur beter is wordt van tijd tot tijd geprocedeerd. Zo oordeelde de kantonrechter Rotterdam in 2011 dat het instellen van een centrale ondernemingsraad de voorkeur verdiende boven het instellen van een gemeenschappelijke ondernemingsraad. Er was in dat geval geen sprake van een dusdanig sterke samenhang tussen de verschillende ondernemingen die instelling van een gemeenschappelijke ondernemingsraad rechtvaardigde. Zo was het personeel bijvoorbeeld in dienst van onderscheiden stichtingen die de betreffende werkmaatschappijen in stand hielden. Verder waren er verschillende arbeidsvoorwaardenregelingen en cao’s. Daardoor moesten aangelegenheden over de secundaire arbeidsvoorwaarden op het niveau van de ondernemingen worden behandeld door de ondernemingsraad.
In 2019 oordeelde de Kantonrechter in Noord-Holland dat bij Telegraaf Media Groep (TMG) wel sprake was van voldoende samenhang. TMG wijzigde de medezeggenschapstructuur waardoor de ondernemingsraad van de Drukkerij op zou gaan in een gemeenschappelijke ondernemingsraad. De ondernemingsraad van de Drukkerij vond dat een aparte ondernemingsraad met instelling van een centrale ondernemingsraad beter was. Er was volgens de kantonrechter echter sprake van een gemeenschappelijk financieel, strategisch en sociaal beleid. De ondernemingen waren bovendien op hetzelfde terrein gevestigd. En de activiteiten van de Drukkerij waren een onmisbare schakel in de core business van TMG. In die zin werkten alle ondernemingen aan hetzelfde product. Recentelijk werd ook op een vergelijkbare manier geoordeeld over het wijzigen van de medezeggenschapsstructuur bij Albert Heijn.
Lessen
- Een structuur met een centrale ondernemingsraad biedt lokaal meer bevoegdheden en dus mogelijkheden. Voorwaarde is wel dat er op lokaal niveau voldoende aangelegenheden zijn die instandhouding van een lokale ondernemingsraad rechtvaardigen.
- De medezeggenschapstructuur moet aansluiten bij de zeggenschap.
- Het enkele feit dat instelling van een gemeenschappelijke ondernemingsraad tot meer bevoegdheden leidt ten opzichte van lokale medezeggenschap is niet doorslaggevend.